Mistlicht of mist het licht?
In deze tijd van het jaar duikt regelmatig mist op. Je moet dan extra uitkijken op de weg. Mistlichten helpen je daarbij. Maar wanneer gebruik je die nu precies? En hoe zit het met de andere autoverlichting?
Gewone autoverlichting (dimlichten)
De basisverlichting van je auto is erg belangrijk. Je moet je dimlichten (je gewone lichten dus) aansteken
· van zonsondergang tot zonsopgang;
· als je slechts 200 meter ver kan zien;
· in tunnels.
Bij recente automodellen gaan de lichten automatisch aan als het donker wordt. Da’s lekker makkelijk. Dat gebeurt helaas niet bij elke verminderde zichtbaarheid waarbij je lichten eigenlijk ook moeten branden. Bij mist bijvoorbeeld. De sensor van je auto vangt nog genoeg licht, dus zul je er zelf aan moeten denken om je lichten manueel aan te zetten.
Wist je trouwens dat het dimlicht en rode achterlicht van je tweewielige bromfiets, speedpedelec en motorfiets altijd moeten branden?
Mistlichten
Mistlichten dienen om de zichtbaarheid in bepaalde omstandigheden te verhogen en om beter afstand te kunnen houden. Dat vermindert de kans op ongevallen. Je hebt – één of twee – rode mistlichten achteraan op je voertuig en soms ook witte mistlichten vooraan. In de wegcode staat dat je de mistlichten achteraan moet gebruiken
· bij felle regen;
· wanneer mist of sneeuwval het zicht beperken tot minder dan 100 meter.
In andere omstandigheden zijn ze verblindend voor andere weggebruikers en dus gevaarlijk en mag je ze niet gebruiken. Vergeet ze daarom niet uit te schakelen als de zichtbaarheid weer beter is. Als je mistlichten aan staan, zie je dat op je dashboard met een oranje symbool.
De voormistlichten zijn niet verplicht. Je mag ze trouwens alleen gebruiken bij mist, als het sneeuwt of wanneer het fel regent. Een groen symbool op je dashboard geeft aan of ze branden.
Grootlichten of verstralers
Grootlichten of verstralers dienen om de weg extra te verlichten als het donker is, maar kunnen tegenliggers – autobestuurders, motorrijders, maar ook fietsers, … – verblinden.
Je mag ze gebruiken
· tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag;
· als het zicht minder is dan 200 meter.
Je mag ze niet gebruiken
· als er een tegenligger nadert;
· je op minder dan 50 meter van een voorligger komt;
· als de rijbaan voldoende verlicht is om 100 meter ver te kunnen zien.
Gebruik ze zeker niet bij mist, want dan verkleinen ze net de zichtbaarheid.
Dagrijlichten
Voertuigen van 2011 of recenter moeten dagrijlichten hebben die vanzelf aangaan. Ze moeten automatisch doven als je de dimlichten of voorlichtmisten aanzet.
Standlichten bij stilstaan en parkeren
Als je je voertuig op de openbare weg parkeert en het niet zichtbaar is vanop 100 meter, moet je het extra verlichten door
· vooraan één of twee witte of gele standlichten
· achteraan één of twee rode lichten (standaard achterlichten)
Parkeerlichten bij stilstaan en parkeren
Parkeer je je voertuig binnen de bebouwde kom, dan mag je ook het parkeerlicht gebruiken in plaats van de standlichten en achterlichten, als je voertuig evenwijdig met de aslijn van de rijbaan staat zonder aanhangwagen. Je mag alleen het parkeerlicht aan de kant van de rijbaan aanzetten. Dit doe je door je standlichten samen met één van de richtingaanwijzers in te schakelen.
Vier richtingaanwijzers
Je vier richtingaanwijzers mag je alleen gebruiken
· om andere weggebruikers te wijzen op een dreigend ongeval;
· om een file aan te kondigen;
· als je in panne staat en je je voertuig niet op een parkeerplaats kan zetten
Laat je zien. Veilig én stijlvol. Ook jij bent een lichtpunt in het verkeer. Terwijl auto’s hun dimlichten aansteken, zorg jij dat je zelf opvalt met fluo en reflecterende kledij. Slim, veilig én stijlvol — zo kom je zichtbaar door de donkere dagen.
Meer info?
Lokale Politie ZARA
Gustaaf Peetersstraat 7 | 2520 RANST | 03 203 37 00
Amelbergastraat 52 | 2240 ZANDHOVEN | 03 203 37 02 pz.zara@police.belgium.eu | www.politiezara.be
Klacht of aangifte? Altijd op afspraak! Kies je afspraakmoment op www.politiezara.be.